100 jaar Zuiderzeewet: het zeemonster getemd

Dit jaar is het precies een eeuw geleden dat de Nederlandse regering besloot dat de woeste, vernietigende Zuiderzee beteugeld moest worden. Het project was het begin van nieuw land waarop uiteindelijk ook Almere zou verrijzen. Maar de aanloop naar de Zuiderzeewet duurde vele malen langer en verliep zo mogelijk nog moeizamer dan de uitvoering van de werkzaamheden.

In de lente van 1918 wordt een besluit genomen dat ingrijpende gevolgen voor Nederland zal hebben en voor Flevoland en dus Almere in het bijzonder. Nadat de Tweede en Eerste Kamer hem hebben goedgekeurd, wordt de Zuiderzeewet in het Staatsblad afgekondigd en daarmee is deze raamwet officieel. Het gigantische project van inpoldering en drooglegging van de Zuiderzee kan beginnen. Het is een huzarenstuk waar vanuit de hele wereld nog steeds met ontzag naar wordt gekeken en dat ons een reputatie als meesters in het beheersen van water heeft bezorgd.
In de eeuwen die voorafgaan hebben de bewoners van de Zuiderzeekust een haat-liefdeverhouding met de binnenzee. Visserij is een belangrijke bron van inkomsten en bijna iedereen in plaatsen als Urk, Volendam, Vollenhove en Stavoren is er direct of indirect van afhankelijk. Maar toch, een goudmijn is het niet. Het leven in de vissersdorpen is voor de meesten armoedig en hard. Grote gezinnen leven in piepkleine huisjes die dicht opeen staan, alsof ze beschutting bij elkaar zoeken tegen de stormen die het gebied regelmatig teisteren. Ook wanneer de weersomstandigheden het eigenlijk te gevaarlijk maken, gaan de vissers de zee op; thuisblijven is met vele hongerige monden amper een optie. De lijsten met op zee gebleven mannen zijn dan ook schier eindeloos.
Ook zij die aan land blijven, zijn nooit veilig voor de toorn van de Zuiderzee. Soms vallen vloed en inlandige storm samen en zo’n stormvloed genaamde samenloop van omstandigheden slaat hele stukken uit de vissersdorpen, met talloze doden tot gevolg. Bijzonder berucht zijn de Allerheiligenvloed in november 1675 en de kerstvloed van 1717.

Internationale handelsvaart
De Zuiderzee brengt niet alleen kommer en kwel. Behalve de visserij vormt ook de internationale handelsvaart een bron van inkomsten. De talloze scheepswrakken die bij de drooglegging van Flevoland bloot komen de liggen, zijn daar stille getuigen van. Havensteden als Stavoren, Hindeloopen, Kampen en Elburg maken deel uit van de Hanze, een lucratief samenwerkingsverband dat een groot deel van de Oostzee en Noordzee beslaat. Dankzij de Zuiderzee bovendien ligt Amsterdam direct aan zee. Mensen en goederen worden met platbodems naar het eiland Pampus gebracht, van waar ze aan boord van de VOC-schepen de hele wereld over gaan.
Toch ontstaat in die tijd al het eerste plan om de Zuiderzee af te sluiten en in te polderen. Het is Hendrik Stevin, zoon van Simon Stevin, die in 1667 oppert om de kop van Noord Holland, de Waddeneilanden en Groningen middels dijken met elkaar te verbinden en het water weg te pompen om zo ‘het geweld en vergif der Noordzee uit Nederland te verdrijven’ en landbouwgrond te winnen. Een vooruitziende blik, zo weten wij nu, en de Stevinsluizen aan de zuidwestkant van de Afsluitdijk zijn dan ook naar hem vernoemd. Maar Stevin is zijn tijd té ver vooruit; zijn plannen zijn in de zeventiende eeuw nog technisch onmogelijk.



Plannen herleven
In februari 1825 wordt Nederland opnieuw getroffen door een grote stormvloed. Ditmaal laten 379 mensen het leven. Deze ramp doet echter de plannen om de Zuiderzee te temmen, herleven. Door de jaren heen maken diverse particulieren hun eigen plannen. Sommige blijken technisch onhaalbaar, andere zijn financieel niet rond te krijgen. Weer een ander vergeet rekening te houden met de afwatering van de IJssel, waardoor het sowieso niet uitvoerbaar is. Het plan Van Diggelen uit 1849 lijkt sterk op dat van Stevin, maar net als twee eeuwen eerder wordt het technisch niet haalbaar geacht de Waddeneilanden met elkaar te verbinden.
Ondertussen blijft de Zuiderzee bij tijd en wijlen op haar oevers beuken. Schokland, een eiland tussen het tegenwoordige Ens en Nagele, wordt letterlijk beetje bij beetje opgegeten en omdat de visserij vanaf begin negentiende eeuw amper meer rendabel is en het eiland keer op keer door dodelijke overstromingen wordt getroffen, verordonneert koning Willem III in 1859 dat het eiland definitief ontruimd wordt.

Verzet uit noordelijke provincies
In die dagen is er veel onenigheid over welk deel van de Zuiderzee precies dient te worden ingedamd. Plannen die alleen het zuidelijke deel betreffen zijn technisch en financieel haalbaarder, maar stuiten op verzet uit de noordelijke provincies, die zo onbeschermd zullen blijven. Age Buma, een liberaal tweede kamerlid uit Hindeloopen, een plaats die dreigt buiten de boot te vallen, dient daarom in 1883 een wetsvoorstel in om de hele Zuiderzee in te polderen. Dat voorstel haalt het niet en Buma zoekt vervolgens contact met Pieter van Diggelen, zoon van de bedenker van het plan uit 1849. Ze richten het Zuiderzeecomité op, dat in 1885 een fondsenwerving onder provincies en Zuiderzeeplaatsen houdt. Het leidt in de eerste week van 1885 tot de oprichting van de Zuiderzeevereeniging, bestaande uit 150 vertegenwoordigers van particulieren en overheden.

Vruchtbare grond
De vereniging roept een technisch bureau in het leven dat in de lente van 1887 het ruime sop kiest voor een bodemonderzoek. Opnieuw wordt geconcludeerd dat het afdammen van de Waddeneilanden niet mogelijk is; de getijdenstromingen zijn te sterk, de bodem van de eilanden te poreus. Maar ook blijkt de bodem van de oostelijke Zuiderzee erg vruchtbare grond te bevatten. In oktober van dat jaar krijgt een zeer bekwaam ingenieur van het bureau, Cornelis Lely, de leiding over het project. Hij bedenkt een dijk van Wieringen naar Friesland, ten zuiden van Harlingen, om de belangrijke havenfunctie van die stad niet in gevaar te brengen. Sluizen in die dijk moeten het probleem van de afwatering oplossen. Het Plan Lely vindt veel bijval en Lely stelt een staatscommissie in die de regering moet overtuigen. Dat hij sinds 1891 minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid is, maakt een en ander er beslist gemakkelijker op. De commissie oordeelt positief, maar het kabinet valt voordat er een wetsvoorstel is. Twee kabinetten later zien we Lely opnieuw als minister van Waterstaat en in 1901 is er een wetsontwerp.
Opnieuw loopt het mis in Den Haag. Het nieuwe kabinet trekt het wetsvoorstel weer in, terwijl de golven nog steeds ongehinderd tegen de kust van de Zuiderzee beuken. Pas in 1913, wanneer Lely voor de derde keer minister wordt, lijkt er weer schot in de zaak te komen. Maar dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit en moeten alle politieke hens aan dek om de Nederlandse neutraliteit te behouden.



Meer landbouwgrond nodig
Toch blijken die oorlog en de neutraliteit al gauw te pleiten voor de inpoldering. Omdat Nederland als een enclave zit ingesloten tussen strijdende landen, worden we ons pijnlijk bewust van de noodzaak zelfvoorzienend te kunnen zijn, iets waarvoor meer landbouwgrond nodig is dan we hebben. De aardappeloproer van 1917, gevolg van de voedselschaarste, is daar een schrijnend voorbeeld van.
De stormvloed van 1916, die in de nacht van 13 op 14 januari een spoor van dood en vernietiging achterlaat in het gebied rond de Zuiderzee, trekt het gros van de laatste twijfelaars over de streep. Alleen de vissers en koningin Wilhelmina, die problemen voorziet voor de Hollandse Waterlinie, stribbelen nog tegen. Dat mag niet meer baten: op 14 juni 1918, nu honderd jaar geleden, wordt de Zuiderzeewet in het Staatsblad afgekondigd en daarmee is hij officieel. De weg naar een nieuw stuk Nederland ligt open, een stuk waarop te zijner tijd ook Almere verrijst. De spaden kunnen in de grond.

——————————–

Van Aelmere naar Zuiderzee naar IJsselmeer
De Zuiderzee ontstond 848 jaar geleden als gevolg van de Allerheiligenvloed van 1170. Tot die tijd was het Aelmere een zoetwatermeer. De stormvloed sloeg de duinen tussen het huidige Den Helder en Texel weg, waardoor een open verbinding met de Noordzee ontstond. Zout water drong het land binnen en veranderde het ecosysteem. Vanaf die tijd kregen de oevers van het voorheen rustige meer te maken met de toorn en het geweld van de zee. Doordat de Zuiderzee aan drie kanten was ingeklemd, kon het opgestuwde water bij noordwesterstorm geen kant uit en mede dat maakte deze binnenzee zo gevaarlijk en onberekenbaar. Pas in 1932, wanneer het laatste gat in de Afsluitdijk wordt gedicht, keert de rust terug. Na 762 jaar wordt de Zuiderzee IJsselmeer.

Dit artikel verscheen eerder in Lifestyle Almere 1/2018