De Hatfield-McCoy-vete: burenruzie werd bloedige oorlog

In het Amerika van de 19e eeuw nam menigeen het recht in eigen handen, soms zelfs door de rechterlijke macht naar eigen hand te zetten. Deze halfslachtige anarchie had talloze, vaak lang slepende conflicten tot gevolg. De kwestie Hatfield-McCoy groeide uit tot een legende binnen de Amerikaanse geschiedenis.
Asa Harmon McCoy

Het is 7 januari 1865 in Pike County, Kentucky. De Amerikaanse burgeroorlog loopt tegen het einde en de 37-jarige soldaat Asa Harman McCoy is na lange tijd weer thuis. Bijna anderhalf jaar vocht hij aan de kant van de Union, de noordelijke staten, en dat is bijzonder omdat de meeste mensen uit zijn omgeving voor de Confederates, de zuidelijke staten, zijn. Dertien dagen geleden is hij afgemonsterd en Harman prijst zich gelukkig. Hij raakte gewond en krijgsgevangen, maar de burgeroorlog heeft zijn leven gespaard en hij kan weer verder in de rust en veiligheid van vrouw en kinderen.

Maar zijn euforie blijkt te voorbarig. Harman door vier geconfedereerde guerilla’s in een hinderlaag gelokt en vermoord. Zijn strijd voor de tegenpartij wordt als verraad gezien en als zodanig bestraft.

De moord blijkt de lont in een al langer bestaand kruitvat. De McCoys wijzen naar James Vence als degene die de trekker overhaalde en dat is de oom van William Anderson Hatfield, bijgenaamd Devil Anse en hoofd van de Hatfield familie uit het aangrenzende West Virginia, waarmee de McCoys al langere tijd op gespannen voet leven. Devil Anse staat bekend als een gemene, gewetenloze klootzak en heeft twee jaar eerder de aanvoerder van een noordelijke legereenheid, die een vriend van hem zou hebben verwond, laten vermoorden.

Randolph McCoy

De Hatfields zijn dankzij de houtzagerijen van familiehoofd Anse redelijk gefortuneerd en hebben daardoor politieke invloed. De oorspronkelijk uit Ierland en Schotland afkomstige McCoys, onder leiding van Randolph McCoy, bijnaam Ole Ran’l, hebben het met hun boerenbedrijven in Kentucky wat minder breed.

De aantijgingen aan het adres van James Vence worden nooit bewezen, maar de spanning tussen beide families is nog verder opgelopen en de Big Sandy River, de stroom die de leefgebieden van de Hatfields en de McCoys van elkaar scheidt, is een soort IJzeren Gordijn avant la lettre.

Dertien jaar lang blijft de Hatfield-McCoy Feut een koude oorlog, maar in 1878 barst de bom. Randolph McCoy beschuldigt Floyd Hatfield, een neef van Devil Anse, van diefstal van een varken. De zaak komt voor de rechter, maar dat is een lid van de Hatfield-familie en hij beslist dan ook ten gunste van de Hatfields. De woede bij de McCoys is zo groot dat twee broers, Sam en Paris McCoy, de getuige die de doorslaggevende verklaring aflegde, vermoorden.

Roseanna McCoy

Of het allemaal nog niet gecompliceerd genoeg is, begint Anse’s zoon Johnse een relatie met Roseanna, dochter van Randolph McCoy. Deze romance tussen kinderen van beide familiehoofden zou een verzoenend effect gehad kunnen hebben op de vete, maar het pakt precies tegengesteld uit. Roseanna McCoy trekt in bij de Hatfields, maar de relatie verloopt moeizaam en ze keert al gauw met hangende pootjes terug naar haar ouderlijke huis. Wanneer Johnse pogingen onderneemt de inmiddels zwangere Roseanna weer voor zich te winnen, regelen de McCoys dat hij in Kentucky wordt gearresteerd op verdenking van dranksmokkel.

Johnse Hatfield

Roseanna vlucht naar Anse Hatfield om hem te waarschuwen en de Hatfields ondernemen daarop een geslaagde bevrijdingspoging. Johnse is terug in West Virginia dankzij Roseanna, die haar eigen familie voor hem verraadde. Veel dankbaarheid hoeft ze niet te verwachten: Johnse knoopt een relatie aan met Roseanna’s nicht Nancy McCoy en trouwt in 1881 met haar.

Een jaar later slaat de vlam opnieuw in de pan. Drie broers van Roseanna McCoy raken slaags met twee broers van Anse Hatfield. Er komen messen en pistolen aan te pas en Ellison Hatfield wordt levensgevaarlijk gewond. De drie McCoy-broers worden gearresteerd en op transport gezet om te worden berecht, maar Anse weet het transport te onderscheppen en kidnapt de gevangenen. Wanneer Ellison aan zijn verwondingen bezwijkt, laat Anse de drie broers executeren.



Anse en zijn handlangers worden aangeklaagd, maar weten onder arrestatie uit te komen. Woedend nemen de McCoys een advocaat in de arm, maar die kan weinig uitrichten. In de jaren die volgen vinden enkele incidenten plaats, maar de absolute escalatie van het conflict gebeurt in de vroege ochtend van nieuwjaar 1888. Een van de Hatfields, Cap, trommelt samen met James Vance, de man die de eerste moord in deze vete zou hebben gepleegd, een legertje mannen op. Ze omsingelen het huis van de McCoys met als doel Randolph te pakken te krijgen. Ze doorzeven het huis met kogels, waarbij twee dochters het leven laten. Daarna steken de Hatfields de woning in brand, maar Randolph weet met de overgebleven kinderen te ontsnappen. Zijn vrouw valt wel in handen van de vijand en wordt zwaar mishandeld.

Voor zowel West Virginia als Kentucky, die de jarenlang slepende, bloedige vete met lede ogen hebben aangezien, is de maat nu vol. Deputy sheriff Frank Phillips uit Kentucky (dus aan de kant van McCoy) jaagt met hulp van een troep mannen de bende van Hatfield op en weet James Vance te doden en enkele Hatfields gevangen te nemen. De rest treft hij op 19 januari aan bij Grapevine Creek, waar zich een ware veldslag tussen de mannen van Phillips en de Hatfield-bende. Twee Hatfield en een sympathisant worden gedood voordat de rest kan worden ingerekend.

Executie van Ellison Mount

Acht Hatfields en Hatfield-gezinden moeten voor de rechter verschijnen en worden aangeklaagd voor een hele reeks misdrijven, waarvan de meest zwaarwegende de executie van de drie McCoy-broers en de moord op Randolph McCoy’s dochters tijdens het nieuwjaarsbloedbad zijn. Zeven mannen krijgen levenslang. Ellison “Cottontop” Mount, van wie bewezen wordt dat hij de kogel afvuurde die McCoy’s dochter Alifair doodde, krijgt de strop.



De spraakmakende rechtszaak krijgt voor elkaar wat een kwart eeuw moorden en geweld niet wist te bereiken. De Hatfield en de McCoys zijn het vechten zat en begraven de strijdbijl. Maar vergeten is de vete nooit. Tot op de dag van vandaag maakt de legendarische ‘Hatfield-McCoy Feud’ een belangrijk deel uit van de Amerikaanse 19e eeuwse geschiedenis.

Familieportret van de Hatfieldjes

En, voor zover ze de vete overleefden, de hoofdrolspelers? Randolph McCoy sterft in 1914 op 88-jarige leeftijd door een keukenbrand. Devil Anse delft in 1921 het onderspit tegen een longontsteking, hij is dan 81. Roseanna McCoy tenslotte wordt nooit misses Hatfield. Ze bevalt van Johnse’s onwettige kind, dat zes maanden oud overlijdt aan de mazelen. Zelf bezwijkt Roseanna in 1889, pas 29 jaar oud, aan een onbekende ziekte.

Van kaartspel tot diplomatieke rel: de affaire Von Königsmarck

In 1856 loopt een onschuldige potje kaarten van een groepje heren van stand volledig uit de hand. De slepende vete die er op volgt dreigt zelfs de diplomatieke betrekkingen tussen de Nederlanden en Pruisen te doen wankelen. Wie waren de Limburgse baron en de Pruisische graaf om zo’n rel te veroorzaken met hun haantjesgedrag?

kessel van der drift nostalgium keverbergHet begon allemaal op een dinsdagavond in maart 1856. De 30-jarige Limburgse baron Frederik van Keverberg van Kessel, voor vrienden Frits, was op bezoek bij zijn vriend jonkheer Theodoor Boreel in ’s-Gravenhage, waar een groepje aristocraten bijeen was voor een avondje kaartspelen. De baron speelde mee en stond na enkele ronden aardig op winst, toen hij graaf Adolf, de 26-jarige neef van de Pruisische gezant in Nederland die naast hem zat, twee kaarten onder het tafelkleed uit zag halen. Hij deed het met grote behendigheid, maar niet snel genoeg om Frits te misleiden.
Frits stond op, gooide zijn kaarten met een theatraal gebaar op tafel, wees op zijn buurman, wachtte tot hij de onverdeelde aandacht van het gezelschap had en sprak toen langzaam, maar indringend: ‘U speelt vals, waarde graaf!’

Graaf Adolf reageerde verbijsterd, maar kon niet uitleggen waar de twee kaarten die hij plotseling in zijn bezit had vandaan kwamen. Theodoor, die als gastheer de dreigende ruzie de kop in wilde drukken, gelukte het evenmin om terugrekenend de plotseling opgedoken kaarten binnen de regels van het spel te verklaren.
Von Königsmarck kwam nu ook uit zijn stoel omhoog. Het was een grote man, maar niet zo rijzig als Frits. Zijn gitzwarte snor en puntsikje waren zorgvuldig gemodelleerd. Hij blies de rook van zijn sigaar in de richting van Frits, die hem stoïcijns aan stond te kijken.
‘U beschuldigt mij, baron? Heeft u enig idee tegen wie u het heeft?’
Frits glimlachte minzaam. ‘Jazeker. Ik richt mijn terechte aantijging tot een neefje van een Pruisische diplomaat. Niemand minder, en vooral: niemand meer.’
Adolf, die in zijn eigen land gewend was met het grootste respect te worden bejegend, wist niet wat hem overkwam. Een baron uit een Limburgs dorp die hem zo aansprak. Zijn gezicht werd een paar tinten roder. ‘Ik eis excuses. Baron.’ Hij benadrukte het woord baron, alsof het een vernedering was.

Voordat Frits kon antwoorden, kwam Theodoor tussenbeide. ‘Heren, respecteert u alstublieft de regels van mijn gastvrijheid. Ik tolereer aantijgingen noch beledigingen onder mijn dak.’
Beide kemphanen zwegen, maar ze lieten elkaars blikken niet los. De overige aanwezigen keken geïrriteerd toe, nu hun spel onderbroken was.
‘Geeft elkander de hand, slechts dan zal ik het spel doen hervatten.’
Frits stak zijn hand uit. Adolf vreesde de woede van de rest, aangezien hij op zijn minst de schijn tegen had, en schudde de hand van baron Frits, met onverhulde tegenzin. Het spel werd opnieuw gestart, Von Königsmarck speelde niet meer vals (of wist dat nu beter te verbergen) en verloor een aanzienlijk bedrag aan de baron, wat hem des te meer irriteerde gezien het voorval eerder die avond. Hij had een belediging van de Limburgse dorpsbaron geïncasseerd, daarvoor niet eens excuses gekregen en kon de stille spot daarover van de overige aanwezigen bijna ruiken.
Toen baron Frits de volgende dag zijn geld in ontvangst nam en de graaf daarvoor een kwitantie gaf, ging hij er vanuit nooit meer wat van de Pruisische graaf te vernemen. Maar daar had hij zich in vergist, bleek al gauw.
(het verhaal gaat door onder de advertentie)




Enkele dagen na zijn terugkeer op zijn kasteel in het Noord-Limburgse Kessel kreeg Frits post uit ’s-Gravenhage, gestempeld op de Pruisische gezantschap. De brief was kort en bondig. Graaf Adolf Hans Joseph von Königsmarck, luitenant der kurassiers en militair attaché, waren geruchten ter ore gekomen over de vernedering die hij zou hebben moeten ondergaan tijdens de avond ten huize van jonkheer Boreel. Deze kwaadspraak noopte hem er toe baron Frederik van Keverberg van Kessel uit te dagen tot een duel.
Frits was geschokt over deze onbesuisde reactie en deed melding bij de bevoegde macht in ’s-Gravenhage. Begin april leidde dit tot een verzoeningsbijeenkomst, waarin onder druk van twaalf hooggeplaatste getuigen Frits en Adolf elkaar opnieuw de hand reikten. Er werd een document opgesteld waarin de kwestie gesloten en onherroepelijk werd verklaard. Beide opponenten moesten plechtig beloven nooit meer op deze zaak terug te komen.

Maar opnieuw werden eerdere afspraken geschonden. In oktober van dat jaar keerde Von Königsmarck terug naar zijn regiment in Brandenburg. Daar rapporteerde hij het voorval aan zijn medeofficieren, die hem op niet mis te verstane wijze te kennen gaven dat ze vonden dat de graaf zich door die Nederlanders af had laten poeieren, waarmee hij niet alleen zichzelf, maar ook het hele Pruisische rijk te schande had gemaakt. De regimentscommandant beval Von Königsmarck om alsnog van Van Keverberg te eisen dat hij zijn aantijgingen over vals spel schriftelijk in zou trekken.

De Pruisische graaf deed wat hem was opgedragen en eiste rectificatie. Baron Frits weigerde, omdat het in strijd zou zijn met de eerder getekende verklaring, waardoor de eer van de getuigen die deze hadden ondertekend aangetast zou worden. De Haagse gezant van Pruisen, Adolfs oom Hans, verzocht daarop baron Frits om een gesprek aan te gaan. Frits ging akkoord en het treffen vond in november 1856 plaats in een hotel in Düsseldorf. Hans von Königsmarck overhandigde Frits een concept verklaring, waarin stond dat Frits nooit de intentie had gehad de graaf te beledigen en dat het hem ten zeerste speet dat zijn woorden die avond als zodanig waren uitgelegd. Frits weigerde aanvankelijk te tekenen, maar de Pruisische gezant wist hem toch te overtuigen door de zeggen dat Frederik, prins der Nederlanden, het concept had gezien en te kennen had gegeven dat het hem zeer behagen zou wanneer hiermee deze ongemakkelijke, voor de diplomatieke betrekkingen mogelijk schadelijke kwestie kon worden opgelost. Bovendien zegde Von Königsmarck toe dat de verklaring uitsluitend aan de commandant in Brandenburg en Adolfs vader getoond zou worden. Baron Frits besloot daarom eieren voor zijn geld te kiezen en ondertekende de verklaring.

Ook ditmaal bleek de laag zand erover niet bestand tegen de opgestoken storm. In de eerste dagen van 1857 kwam Frits ter ore dat zijn verklaring ook aan Adolfs medeofficieren was getoond. Bovendien bleek dat prins Frederik der Nederlanden het concept, anders dan de Pruisische gezant had beweerd, nimmer had gezien.
Baron Frits voelde zich te grazen genomen en nu was hij degene die op wraak zon. Hij schreef een pamflet waarin hij de schimmige gang van zaken in de openbaarheid bracht. Het schrift werd verspreid vanuit Place Royal, de sociëteit bij de Gevangenenpoort, waar Frits’ Haagse vriendenkring in die dagen vaak te vinden was. Het pamflet bereikte de minister van buitenlandse zaken Daniël Gevers van Endegeest, die de gang van zaken hekelde en zijn beklag deed bij zijn collega van justitie, Justinus van der Brugghen. Tegelijkertijd ergerde gezant Hans von Königsmarck zich mateloos aan de schande die hem in Den Haag ten deel viel door het conflict waar zijn neef in verzand was. In de wandelgangen deden verhalen de ronde dat er Nederlanders waren die de Pruisische gezant kwaad wilden doen en de ruiten van zijn residentie wilden ingooien.

Op 23 maart 1857 ontving baron Frits een tweede uitdaging van graaf Adolf van Königsmarck, ditmaal nam Frits de handschoen op. Het duel op pistool zou vijf dagen later plaatsvinden in Hannover. Beiden zouden op zaterdag 28 maart met hun secondanten afreizen naar Hannover, slechts een van beiden zou die plaats levend verlaten. De graaf toog de bewuste dag met zijn secondanten naar de afgesproken plek, maar dat bleek tevergeefs. Baron Van Keverberg liet per brief weten verhinderd te zijn, maar stelde een nieuwe datum en plaats voor.



Ondertussen liepen in ’s-Gravenhage de spanningen steeds verder op. Gezant von Königsmarck werd op straat bekogeld door aanhangers van baron Frits en zijn vrouw was door hen uitgescholden, waarna Hans een officiële klacht indiende en zijn regering in Berlijn inlichtte over Frits’ lasterlijke pamflet. De Pruisische koning Friedrich Wilhelm IV nam de kwestie hoog op; zijn hoogste vertegenwoordiger in het koninkrijk der Nederlanden was publiekelijk te kakken gezet. Hij drong via zijn eerste minister aan op een rechtszaak, maar de Nederlandse minister Gevers van Endegeest was bang dat zo’n proces het aanzien van Von Königsmarck alleen maar verder zou schaden. Terwijl een potje kaarten uitliep in een diplomatieke rel op koninklijk niveau, genoot de recalcitrante baron Frits in zijn kasteel van de orkaan die zijn scheet had veroorzaakt.
Uiteindelijk zag de Nederlandse regering geen andere weg meer dan Van Keverberg te dagvaarden, maar het diplomatieke gesteggel bleek langer te hebben geduurd dan de verjaringstermijn voor een dergelijke kwestie, zodat baron Frits door de bel werd gered. Een diplomatieke bom van formaat was uitgegaan als een nachtkaars.

Maar niet voor graaf Von Königsmarck, wiens rancune onblusbaar leek. Nadat hem duidelijk was dat hij nooit zou duelleren met baron Van Keverberg, richtte hij zijn pijlen op vrienden van Frits. Een daarvan werd later tot een duel uitgedaagd en Jonkheer Theodoor Boreel, in wiens huis de ruzie ooit begon, werd aan boord van een schip in Rotterdam door Adolf afgetuigd, met de bedoeling zo een duel uit te lokken. Boreel liet zijn aanstaande reis naar Nederlands-Indië niet verpesten door de rancuneuze graaf en stak van wal.

En baron Frits, de man die aan de oorsprong van de rel stond? Het is niet bekend of hij ooit nog wat van graaf Adolf von Königsmarck hoorde. Wel weten we dat de baron op een avond, omtrent 1874, zittend aan zijn bureau van buiten werd beschoten. De aanslag mislukte en de dader is nooit opgespoord, maar het is niet ondenkbaar dat het de kogel was die de Pruisische graaf vijftien jaar eerder op Frits af had willen vuren.

Meer weten over baron Frederik van Keverberg van Kessel? Lees hier over het mysterie van zijn verdwenen lichaam. Ook is er een roman in de maak waarin de affaire Von Königsmarck en baron Frits een rol spelen. Lees hier de synopsis.

Wie is gevangene GN0098?

Tijdens research voor een verhaal over de roofmoord op het echtpaar Hiddema in 1867 stuit ik op een enorm archief met een kleine tweeduizend mugshots van het Friese gevangeniswezen eind 19e, begin 20e eeuw. Ik blader door de foto’s, de ene na de andere lang geleden overleden boeventronie staart me aan. Meestal grimmig, soms vriendelijk glimlachend. Sommige foto’s zijn voorzien van een naam en datum, maar de meeste moeten genoegen nemen met een nummer.
Plotseling vGN0098Appingedamerschijnt GN0098 op mijn beeldscherm. Datum en naam ontbreken ook hier. Het enige wat bekend is, is dat ze in de vrouwengevangenis Appingedam haar straf uitzat. Waarvoor? Wat heeft deze jonge vrouw, een kind bijna nog, misdaan om haar dagen tussen de grauwe gevangenismuren te moeten slijten? Is ze er ooit nog uit gekomen en wat is er van haar geworden?
We zullen het waarschijnlijk nooit weten. GN0098 verdwijnt zonder naam in de geschiedenis. Waar ze met haar bijna serene blik aan dacht terwijl deze foto werd genomen, zullen we evenmin ooit weten. Maar dat GN0098 ruim een eeuw later nog door menig computerscherm zal turen, had zij dan weer nooit kunnen bevroeden.