Een eeuw presidentiële limousines

President Donald Trump zit nog steeds in de dienstfiets die zijn voorganger Barack Obama hem heeft nagelaten. Maar dat is een tussenoplossing; General Motors werkt hard aan de volgende presidentiële Cadillac limousine. Wij kijken liever achteruit: een eeuw presidentiële limousines.

De mechanisatie van de presidentiële mobiliteit werd in gang gezet door president William Howard Taft (1909-1913). Zijn voorganger Theodore Roosevelt reisde nog per koets, maar Taft liet een klein wagenpark aanschaffen, bestaande uit twee Pierce-Arrows op benzine, een elektrische Baker Motor Vehicle en een door stoom aangedreven White, die Tafts favoriet werd omdat hij met de stoompluimen vervelende persfotografen kon frustreren. Tafts opvolger Woodrow Wilson gebruikte het wagenpark ook en nam na zijn aftreden zelfs één van de Pierce-Arrows over om hem te kunnen blijven rijden.



Wilson was overigens niet getrouwd met Pierce-Arrow, want de auto waarmee hij in 1919 in Boston een paradetocht hield ter ere van de overwinning van de Eerste Wereldoorlog, was een Series 53 Cadillac uit 1916. Die keuze was een bewuste, want het waren Cadillacs waarin de hogere Amerikaanse militairen tijdens de oorlog door Frankrijk hadden gereden.

In 1939 werd één van de beroemdste presidentiële limousines in dienst genomen. De Lincoln K-Series V12 Convertible kreeg een eigen carrosserie en was de eerste presidentiële auto die volgens instructies van de geheime dienst werd uitgerust. De auto kreeg de bijnaam Sunshine Special, waarschijnlijk omdat Roosevelt de cabriokap veelvuldig liet zakken.

Door de verrassingsaanval op Pearl Harbour, op 7 december 1942, kwam de geheime dienst verder op scherp te staan en werd de Sunshine Special voorzien van bepantsering, kogelvrij glas, runflat banden, zwaailicht en sirene en opbergruimtes voor wapens. De Sunshine Special diende nog enkele jaren onder Roosevelts opvolger Harry Truman, die hem onder meer meenam naar de Potsdam Conferentie. Tegenwoordig staat de historische auto in het Henry Ford-museum in Dearborn.

In 1938 nam de Amerikaanse overheid twee Cadillac Convertibles in dienst, die door hun omvang en weelde werden vernoemd naar de oceaanstomers Queen Mary en Queen Elizabeth. Deze mastodonten vervoerden Franklin Roosevelt, Harry Truman en Dwight Eisenhower. Het duo werd in 1956 vervangen door de Queen Mary II en Queen Elizabeth II. De laatste staat tot op de dag van vandaag bij eenieder op het netvlies gebrand als de volgauto van John Fitzgerald Kennedy. Hiervandaan sprong geheim agent Clint Hill op de auto van de president om hem en zijn vrouw met zijn eigen lichaam af te schermen van verdere kogels.

Daarover gesproken; Kennedy zelf zat die noodlottige vrijdagmiddag 22 november 1963 in de X-100, de FBI-codenaam voor de donkerblauwe 1961-Lincoln Continental die op dat moment gold als de meest geavanceerde presidentiële limo ooit.

Je zou denken dat de auto daarna uit beeld verdween, maar dat gebeurde niet. Ondanks wat er in de Continental was voorgevallen, werd hij opgelapt en verbouwd, waarbij vooral de bepantsering aanzienlijk sterker werd gemaakt. Verder werd de X-100 net zo zwart als zijn geschiedenis gespoten en dat weerhield Lyndon Johnson, Richard Nixon, Gerald Ford en Jimmy Carter er niet van af en toe plaats te nemen in de auto waarin hun illustere voorganger was vermoord. In 1977 werd de Lincoln uit dienst genomen en tegenwoordig maakt ook deze auto deel uit van de collectie presidentiële auto’s in Dearborn.



Wat daarna volgde, was onder meer een 1972 Lincoln Continental. Ook deze auto was stille getuige van geweld tegen presidenten. Op 22 september 1975 probeerde een vrouw in San Francisco Gerald Ford neer te schieten en op 30 maart 1981 diende Ronald Reagan in Washington DC als schietschijf, waarna hij in de Lincoln naar het ziekenhuis werd gereden. In 1984 was het weer de beurt aan Cadillac om de First Limo te leveren, om in 1989 het stokje over te geven aan een Lincoln Town Car. Inmiddels was George Bush senior de hoofdberijder. Toen Bill Clinton het Witte Huis betrok, kwam er weer een Cadillac Fleedwood onder de carport.

Rond de tijd dat Bush junior aan de macht kwam, kort na de millenniumwissel, waren de bepantsering en andere veiligheidsvoorzieningen zo talrijk en zwaar geworden, dat een standaard auto ombouwen geen optie meer was. Sindsdien worden de presidentiële limousines door een speciale tak van General Motors opgebouwd uit componenten van pick-up-trucks en SUV’s van het merk en dragen ze de bijnaam The Beast.

Ongetwijfeld terecht, al is de receptuur zo geheim dat ze einde dienst door de FBI worden vernietigd, maar het klinkt wat grimmig. Misschien dat de huidige president, die immers een zonnebankje op zijn tijd niet schuwt, het veel mooier klinkende Sunshine Special weer uit de mottenballen haalt. Trump krijgt naar verluidt nog dit jaar de beschikking over de opvolger van het bij de inauguratie van Obama gepresenteerde huidige model. Daarmee wordt aan de lange geschiedenis van de limousine aller limousines een hoofdstuk toegevoegd.

Dit artikel verscheen eerder in AutoWeek.

De verdwenen Porsche van James Dean

porschejamesdean1 In 1960 verdween het wrak van een zeldzame Porsche tijdens transport uit een gesloten vrachtwagen, zonder dat het zegel was verbroken. Sindsdien is nooit meer wat vernomen van de verkreukelde zilverkleurige massa, die ooit de trots was van James Dean. Daarmee raakte het wrak, dat tussen Deans dodelijke ongeval in 1955 en de raadselachtige verdwijning in 1960 een spoor van mysterieuze incidenten had achtergelaten, langzaam maar zeker in de vergetelheid. Twee jaar gelden, ruim een halve eeuw later, doken geruchten op dat de Porsche van James Dean achter een dubbele wand verborgen is, ergens in het noordwesten van de Verenigde Staten. Waarom net nu? Is het toeval dat George Barris, de man die het wrak na de crash van Dean kocht en later in zijn boek ‘Cars of the Stars’ de mythe aanwakkerde, net rond diezelfde tijd overleed?

GEEN GELUKSGETAL
Eén ding is zeker: 55 was niet bepaald het geluksgetal van de Amerikaanse Hollywoodster James Dean. In 1955 liet hij het leven achter het stuur van zijn Porsche 550 Spyder met serienummer 0055. De ultieme filmheld uit de jaren vijftig zou nu 85 zijn geweest, maar hij stierf lang geleden, toen de meesten van ons nog geboren moesten worden. Veel had de kleine, maar charismatische Dean in elk geval niet nodig om wereldfaam te halen. Afgezien van een rij kleinere rollen in film en televisie is zijn serieus cv beperkt gebleven tot East of Eden, Rebel Without a Cause en Giant.
Bij Deans imago als ‘angry young man’ paste zijn passie voor snelle auto’s en motoren en hij was met grote regelmaat te vinden op de circuits van het Amerika van de jaren vijftig. Filmproducent Warner Brothers was daar niet gerust op (waar ze ironisch genoeg maar al te gelijk in zouden krijgen) en verbood Dean om te racen gedurende de opnameperiode van Giant. Des te meer zin had Dean in september 1955 om weer achter het stuur te kruipen.



VREEMD VOORGEVOEL
Op 21 september 1955 ruilde hij zijn Porsche Speedster in voor een 550 Spyder die hij ‘Little Bastard’ noemde, ook zijn eigen bijnaam. De Britse acteur Alec Guinness verklaarde later dat hij Dean twee dagen later voor een restaurant in Hollywood tegen het lijf liep. Dean liet hem zijn nieuwe Porsche zien en Guinness kreeg naar eigen zeggen een vreemd voorgevoel. “If you get in that car, you will be found dead in it by this time next week,” zei hij tegen Dean.
Waar of niet, feit is dat de vermeende profetie uitkwam. Op zondag 2 oktober zou Dean zijn eerste race met de nieuwe Porsche gaan rijden op Salinas, een circuit zo’n honderd kilometer ten zuiden van San Francisco. In het begin van de vrijdagmiddag ervoor reed Dean weg uit Los Angeles, met naast hem Porsche-fabrieksmonteur Rolf Wütherich. Eigenlijk zou hij zijn Porsche op een trailer naar het circuit rijden, maar Wütherich vond het verstandiger om de kilometers te gebruiken om de gloednieuwe bolide in te rijden voor de eerste race. De trailer reed er achteraan, getrokken door een nieuwe Ford Country Squire met achter het stuur Deans vriend en stuntman Bil Hickman en daarnaast de eveneens met Dean bevriende fotograaf Sanford H. Roth. Het gezelschap reed die vrijdagmiddag over de Route 99 naar het noorden, om vlak voor Bakersfield linksaf te slaan, de 166 op. Via de 33 kwamen ze op de Route 466, de Paso Robles Highway. Op de kruising van die wegen, bij Blackvells Corner, pauzeerden ze en dronken ze koffie met twee andere coureurs, die ook op weg waren naar Salinas. Toen ze hun weg vervolgden, had de 24-jarige Dean geen flauw idee dat hij geen half uur meer te leven had.

FRONTAAL
Dean had er zin in en gaf zijn nieuwe auto flink de sporen. Tegen kwart voor zes in deporschejamesdean2 avond naderde hij de splitsing met Route 41. Uit de tegenovergestelde richting kwam de 23-jarige student Donald Turnupseed in zijn zwart-witte Ford Tudor aangereden. Turnupseed sloeg linksaf richting Fresno en zag daarbij, door de in de avondschemering wegvallende zilveren kleur, de naar verluidt met 140 km/h aanstormende Porsche over het hoofd. De auto’s raakten elkaar vrijwel frontaal. De snelheid werd overigens later door de twee politiemannen die als eerste bij het ongeval kwamen in twijfel getrokken. Hoe dan ook, de vederlichte Porsche vloog door de lucht en kwam weer op de wielen terecht. Wütherich werd er uit geslingerd, Dean bleef met een voet klemmen tussen de pedalen. Beiden werden in één ambulance naar het ziekenhuis van Paso Robles gebracht, maar Dean was al dood toen ze er aankwamen.  Zijn laatste woorden van een van zijn laatste interviews (Take it easy driving. The life you might save, might be mine) zijn minstens zo profetisch als de herinneringen van Alec Guinness gebleken.

SCHRIKBEELD
Daarmee veranderde James Dean in één klap van een aanstormend talent in een legende. Maar ook begon hiermee een merkwaardige reeks verhalen rond Deans 550 Spyder, waarover wordt gefluisterd dat er een vloek op rustte. George Barris, een bekende autotuner uit Los Angeles, kocht het wrak voor 2.500 dollar. De motor was inmiddels verkocht aan een zekere Troy McHenry, die er een jaar later dodelijk mee verongelukte. De versnellingsbak werd hergebruikt door een andere amateurcoureur, William Eschrid, die er eveneens mee crashte, maar het overleefde. Het wrak zelf toerde een paar jaar door de VS, waar het bij allerlei manifestaties als schrikbeeld diende om mensen te waarschuwen voor roekeloos rijgedrag. Tijdens die tournee viel het wrak tweemaal van de trailer. Eenmaal brak een monteur hierdoor zijn been, de tweede keer viel het bovenop de vrachtwagenchauffeur, die het niet overleefde en zo het derde dodelijke slachtoffer werd van de Porsche 550 Spyder met serienummer 0055. In Sacramento gleed de Porsche van zijn podium, waarbij hij een kind verwondde. Een loods waar de Porsche stond gestald vloog in brand, maar de Spyder overleefde het inferno. Het is een track record waar Stephen Kings Christine nog wat van kan leren.

HERNIEUWDE FASCINATIE
Maar hoe betrouwbaar zijn al die verhalen? Dat er opnieuw raceongevallen gebeurden met de onderdelen, is niet zo verwonderlijk. Autosport kent risico’s. De incidenten tijdens transport zijn een halve eeuw later amper nog te verifiëren. Feit is dat een belangrijke bron van de mythes het boek ‘Cars of the Stars’ is, geschreven door, jawel, George Barris. Ten tijde van de verdwijning eigenaar van het wrak en die, aldus James Dean-kenner Warren Beath en Porsche-historicus Lee Raskin, een tanende belangstelling voor zijn griezelobject zag. Als er iemand de mysterieuze verdwijning uit een verzegelde vrachtwagen had kunnen regisseren, dan was het Barris. Het leverde hem in elk geval hernieuwde fascinatie voor de Porsche van James Dean op.

OVERLEDEN
Maar kwijt is kwijt en de 550 bleef kwijt. Brian Grams, een museumbaas uit Chicago, loofde in 2005, ter ere van Deans vijftigste sterfdag, samen met Barris een miljoen dollar uit voor degene die op de proppen zou komen met het wrak. Ze konden hun portefeuille gesloten houden. Tot twee jaar geleden Grams werd gebeld door een oude man, die beweerde als zesjarige jongen te hebben gezien hoe zijn vader het wrak achter een blinde muur in elife-poster-blueen gebouw in de staat Washington verstopte. De oude man herhaalde zijn verklaring aan de leugendetector en slaagde voor de test. Tot op heden houdt hij de exacte locatie geheim, in afwachting van een financiële overeenkomst.
Broodje aap? Feit is dat later dat jaar een film over Dean verschijnt, ‘Life’. Een publiciteitsstunt dan, die teruggevonden Porsche? Mogelijk. Feit is dat het wrak érgens moet zijn, al dan niet in 1960 verstopt door Barris. Feit is dat we hem niet meer aan de leugendetector kunnen hangen, want Barris is in 2015 op 89-jarige leeftijd overleden.