Het is 1876 in Kessel, een klein, idyllisch dorpje aan de linkeroever van de Maas, ergens halverwege Roermond en Venlo. Voorbijvarende schippers herkennen het meteen aan de pasgebouwde, door Pierre Cuypers ontworpen neogotische kerk en de oude burcht, die er schijnbaar vreedzaam naast ligt. Schijnbaar, want de kasteelheer en de pastoor leven op gespannen voet met elkaar, een vete die aan de basis ligt van een mysterie dat bijna anderhalve eeuw van generatie op generatie zal worden doorgegeven onder de dorpelingen.
AFTAKELING
Op woensdag 27 september ligt baron Frederik Hendrik Karel van Keverberg op sterven in zijn villa Oeverberg, een paar honderd meter stroomopwaarts van zijn kasteel. Ziekte en overmatig drankgebruik zetten na 51 jaar een resolute punt achter een bewogen, maar tragisch leven. In zijn laatste wilsbeschikking, die hij enkele dagen eerder heeft laten optekenen, staat te lezen dat baron Frits, zoals hij in het dorp wordt genoemd, zijn aftakeling wijdt aan zijn moeder, broer en dochter, die hem eerder de rug hebben toegekeerd. Wegens zijn onenigheid met de parochie heeft hij verder bepaald dat hij onder geen voorwaarde volgens religieuze riten begraven wil worden. In plaats daarvan stelt hij zijn lichaam ter beschikking van de universiteit van Leiden, waar hij ooit studeerde. Daar zitten ze echter niet te wachten op de dode baron en op het kerkhof begraven wordt hij evenmin. Wat er wel met zijn stoffelijk overschot gebeurt, weet niemand. Het lichaam verdwijnt spoorloos in die laatste dagen van september 1876.
VERBITTERD
Wie was baron Frits en wat maakte hem de eenzame, verbitterde man wiens lijk halverwege de negentiende eeuw in het niets verdween? Frederik Hendrik werd op 22 juli 1825 geboren in het Engelse Stonor als tweede kind van de Britse Mary Lodge en de Nederlandse baron Karel Lodewijk van Keverberg. Zijn vader was in die tijd een hoog aangeschreven politicus. Hij diende ten tijde van de Franse bezetting onder Napoleon, maar stapte daarna net zo gemakkelijk over naar Willem I, voor wie hij gouverneur van Oost- en West-Vlaanderen was en later in de Raad van State zat. In 1841 stierf Karel Lodewijk en verhuisde zijn gezin naar kasteel Keverberg in Kessel. Frits studeerde rechten en uit die tijd stammen al zijn eerste conflicten met de machtige familie Van Wylick, die hij ervan beschuldigde grond van de familie Van Keverberg af te pikken. Niettemin wist baron Frits in 1851 tot de gemeenteraad toe te treden. Kort daarna verhuisden zijn moeder, broer en zus naar het naburige kasteel Aldenghoor in Haelen. Frits bleef alleen achter in Kessel, maar niet voor lang.
VRESELIJKE RUZIES
In 1857 trouwde hij met Louise de Villers de Pité en een jaar later kregen ze dochter Maria Mathilde, maar dat kon de huwelijkse vreugde niet redden. Naar verluidt was het kasteel in die dagen regelmatig het decor van vreselijke echtelijke ruzies en uiteindelijk pakte Louise haar koffers. Toen Mathilde zeven was, ontvoerde Louise’s moeder haar kleindochter uit het kasteel en begon voor het kind een periode waarin ze van internaat naar internaat trok. Ze zat zelfs een tijdje onder een valse naam in Düsseldorf, zodat ze aan haar vaders aandacht kon ontsnappen. In 1859 verloor baron Frits zijn raadszetel, iets wat hij niet zomaar over zijn kant liet gaan. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering kwam hij, half tien ’s morgens, dronken de raadszaal in, waar hij de nieuwe leden begon te schofferen. Korte tijd daarvoor kreeg hij het tijdens een potje kaarten in Den Haag aan de stok met een Pruisische prins. De ruzie liep zo hoog op dat alleen diplomatieke interventie kon voorkomen dat het in een duel op leven en dood eindigde.
OUDE TRADITIE
In 1869 was het de beurt aan pastoor Simons om Frits’ temperament aan den lijve te ervaren. Simons liet de oude kerk afbreken om plaats te maken voor een nieuw, groter godshuis. Voor het ontwerp tekende niemand minder dan Pierre Cuypers, die later ook het centraal station Amsterdam en het Rijksmuseum aan zijn cv toevoegde. De oude kerk stond een stukje op grond van het kasteel, waaraan de bewoners het recht ontleenden op een eigen nis naast het priesterkoor. De nieuwe kerk werd een paar meter opgeschoven, waardoor de overlap verdween. De pastoor zag daardoor geen noodzaak meer de oude traditie voort te zetten en bood Frits in plaats daarvan de voorste bank aan. De baron nam daar geen genoegen mee en de eerste paar zondagsmissen in de nieuwe kerk volgde hij buiten het gebouw, op de plek waar ooit zijn eigen nis stond.
BREUK
Toen de pastoor hem aansprak op zijn verzuim van katholieke plicht, antwoordde de baron dat hij zelf wel in het reine kon komen met Onze Lieve Heer, waarna hij nimmer meer een mis bezocht en zijn breuk met de kerk definitief was. Dit conflict was de oorzaak van Frits’ wens niet volgens religieuze riten begraven te worden en ligt daarom aan de basis van het mysterie van het verdwenen lijk van de laatste baron. Lag hij in de tuin van huis Oeverberg, de villa die Frits enkele jaren voor zijn dood had laten bouwen en waar hij overleden was? Was hij in de tuin van het kasteel begraven? Of toch in het familiegraf in het naburige Haelen? Dat laatste was onwaarschijnlijk. Frits lag ook met zijn broer en moeder overhoop. Naar verluidt had hij naast zijn sterfbed een geladen revolver klaarliggen om ze weg te jagen. Waar of niet, feit is dat hij in zijn testament liet vastleggen dat zijn huisknecht en meid een aanzienlijk bedrag erfden, mits ze de familie bij zijn sterfbed weg wisten te houden.
MYTHEVORMING
Zo ontstond een mysterie dat van generatie op generatie werd doorverteld in het dorp. Overigens niet helemaal terecht, want de schrijver Jacobus Craandijk maakt in zijn boek Wandelingen door Limburg uit 1880 gewag van een overwoekerd graf in de kasteeltuin, waar de laatste adellijke bewoner zou liggen. Die getuigenverklaring kon de mythevorming nooit tegenhouden, maar zorgt er wel voor dat op 25 juni 2015, wanneer tijdens graafwerkzaamheden een loden lijkkist wordt gevonden, meteen wordt gedacht aan de verdwenen baron Frederik.
Een maand later wordt de kist door fysisch antropoloog Birgit Berk geopend. Ze onderzoekt de stoffelijke resten en concludeert dat het een man moet zijn geweest tussen de 44 en 53 jaar, 175 à 179 centimeter lang. Dat komt overeen met wat we van baron Frits weten. Vlekjes aan de binnenkant van de ribben duiden op een ernstige longaandoening, wellicht tuberculose, en ook dat past in wat we weten van Frits’ ziekbed. De loden binnenkist en de weinig versleten gewrichten (lees: weinig fysieke arbeid) duiden op rijkdom.
NONNENKERKHOF
Dat alles opgeteld maakt het zeer waarschijnlijk dat baron Frederik van Keverberg van Kessel na 139 jaar terecht is. Toch, helemaal zeker weten zullen we het waarschijnlijk nooit. We kunnen zijn DNA afnemen, maar met wie moeten we dat matchen? Dochter Mathilde was begraven op het nonnenkerkhof van Vaals, maar dat is in 1976 geruimd, waarna de beenderen van de zusters in een massagraf zijn gelegd. Alleen Frits’ zus Elfrida ligt in een keurig gemarkeerd graf in Roermond. Maar moeten we die dan opgraven? Een mysterie mag best een beetje mysterieus blijven.
Dit verhaal verscheen eerder in Quest Historie, nummer 4/2015.
Mooi verslag, compliment