Het duistere verleden van BMW-familie Quandt

De familie Quandt geldt als de rijkste van Duitsland, maar hult zich het liefst in stilzwijgen en anonimiteit. Daar hebben ze zo hun redenen toe, want hoewel het automerk BMW zijn voortbestaan na de jaren vijftig grotendeels aan de Quandts te danken heeft, is de familiegeschiedenis een aaneenschakeling van duistere geheimen over afpersing, gerommel met aandelen en dwangarbeid.

Herbert Quandt.

Tegen het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw is het nu zo sterke automerk BMW op leven na dood. Een overname door aartsrivaal Daimler-Benz lijkt onvermijdelijk, de weerstand van aandeelhouders en personeel ten spijt. Maar dan komt er hulp uit onverwachte hoek. De grootindustrieel Herbert Quandt, die samen met zijn halfbroer een belang in BMW beheert, is onder de indruk van de strijdvaardigheid van de BMW-mensen en besluit daarom zijn schouders onder een reddingsplan te zetten. Met zijn financiële injecties en overtuigingskracht bereikt hij dat de banken weer vertrouwen in BMW krijgen, zijn saneringsplan wordt goedgekeurd, een nieuwe modellenreeks (Neue Klasse, begonnen met de 1500) pakt heel succesvol uit en in 1964 is het bedrijf weer gezond.
Het is een prestatie van topniveau waar talloze mensen, van medewerkers van toen tot autoliefhebbers van nu, Herbert Quandt dankbaar voor mogen zijn. De naam Quandt is onlosmakelijk met BMW verbonden, maar de geschiedenis van de familie, tegenwoordig de rijkste van Duitsland, kent een aantal heel rotte plekken.

Nederlandse familie
Emil Quandt wordt in de late jaren van de industriële revolutie geboren uit een van oorsprong Nederlandse familie. Ze zijn eerder hun vaderland ontvlucht, wanneer keizer Wilhelm I in eigen land vervolgde protestanten oproept naar Pruisen te komen. De Quandts zijn dan nog niet rijk, maar in 1883 weet Emil dankzij een huwelijk met de dochter van een industrieel een bestaande textielfabriek over te nemen, die onder meer legeruniformen produceert. Met een tweede overname in 1900 consolideert hij de basis van een nieuwe industriële dynastie. Zijn zoon Günther klimt al gauw hoog op in het familiebedrijf en weet tijdens de Eerste Wereldoorlog hoofdleverancier van het leger te worden. Na de oorlog stapt Günther ook in de chemische industrie en weet hij een meerderheidsbelang in de AFA (Akkumulatorenfabrik Aktiengesellschaft, het latere Varta) accufabriek te verwerven. Hij stuurt negatieve verhalen over AFA de wereld in, waardoor de aandelen kelderen en hij ze goedkoop kan binnenhalen. Kort daarop komt AFA met nieuwe technieken, zodat de koersen weer stijgen. Dankzij dit soort gehaaide acties weet Günther Quandt de economische recessie van 1929, die de hele wereld en Duitsland in het bijzonder keihard treft, ongeschonden door te komen. Ook in de wapenindustrie ziet Günther brood en weet hij zich binnen te werken.



Roerig leven
In februari 1920 leert Günther de 19-jarige Magda Friedländer kennen. De vrouw heeft ondanks haar jeugdige leeftijd al een roerig leven achter de rug; geboren uit een ongetrouwde moeder, een biologische- en stiefvader die om haar aandacht ruziën en een vrijage met een zoon uit een Joods gezin. Naar verluidt ziet Magda in de dan twee keer zo oude Günther Quandt een ticket naar de jetset en anderhalf jaar later is het kersverse stel getrouwd. Voor het zover is, moet Magda wel de achternaam van haar stiefvader vervangen door die van haar biologische vader Ritschel, omdat Friedländer naar Quandts smaak te Joods klinkt. Het huwelijk levert zoon Harald op, maar het nodige geluk blijft uit. Het grote leeftijdsverschil gaapt als een kloof tussen beide echtelieden en wanneer Günter het beu is dat zijn jonge vrouw haar amoureuze vertier keer op keer elders zoekt (onder meer bij Helmuth, Günthers oudste zoon uit zijn vorige huwelijk, de neef van de latere Amerikaanse president Hoover en een Joods-Russische advocaat), zet hij haar het huis uit.

De bruiloft van Joseph Goebbels. Naast hem de jonge Günther Quandt, daarachter Hitler.

Nazikringen
Door met openbaring van compromitterende documenten te dreigen, weet Magda een lucratieve regeling uit de echtscheiding te trekken. Magda gaat in Berlijn aan de slag voor de NSDAP, leert daar Joseph Goebbels kennen en trouwt in december 1931 met hem. Het huwelijk brengt Magda in de hoogste nazikringen en levert Harald Quandt een naar huidige normen uitermate ongelukkig gekozen stiefvader op. De jonge Harald is aanwezig bij de voltrekking, waarbij Adolf Hitler als getuige van Goebbels optreedt. Sommige historici menen dat Quandts moeder later  zelfs de minnares van Hitler werd.
Het is dan ook aan de 23-jarige Harald Quandt dat in de lente van 1945, wanneer die krijgsgevangen is, de afscheidsbrief  van Marga Goebbels, die in de Führerbunker in Berlijn samen met haar man hun zes kinderen vermoordt en daarna zelfmoord pleegt, is gericht.

Adolf Hitler
Deze onhandige liaison is echter niet de enige verbintenis tussen de familie Quandt en de nazi’s. Verre van dat, want al in 1931 zit vader Quandt bij het groepje industriëlen dat Adolf Hitler financiële steun in het vooruitzicht stelt, een belofte die hij twee jaar later inlost door 25 duizend reichsmark te schenken. Dat blijkt een goede investering, want in 1937 wordt hij benoemd tot Wehrwirtschaftsführer, naast mannen als Wilhelm Messerschmitt, vader en zoon Krupp en Ferdinand Porsche. Dat is weliswaar maar een eretitel, maar de grote opdrachten volgen weldra. Opnieuw levert Quandt uniformen voor het leger, maar ook accu’s voor duikboten en V2-raketten, wapens en munitie. Voor de productie daarvan maakt Quandt gebruik van dwangarbeid door krijgsgevangenen en mensen uit concentratiekampen. Twee van de fabrieken beschikken zelfs over een eigen (dependance) concentratiekamp, Auβenlager genaamd, waaronder een inclusief executieplaats. Zijn concurrentiepositie weet Quandt nog meer te verstevigen door de onteigende bedrijven van Joden ver onder de marktwaarde over te nemen. Wellicht het meest schrijnende voorbeeld is de Luxemburgse ondernemer Léon Laval, die door de Gestapo wordt gedwongen zijn accufabriek Tudor aan Quandt te verkopen. De man weigert en verdwijnt in een concentratiekamp.

Meeloper
Na de Duitse nederlaag weet Günther Quandt de dans redelijk te ontspringen. Hij wordt weliswaar gevangen genomen door de Amerikanen en blijft twee jaar in voorarrest, maar omdat een aantal belastende documenten, die in handen zijn van de Engelse bezettingsmacht, nooit aan de Amerikanen worden doorgespeeld, blijft Quandt tijdens de processen van Nürnberg een aanklacht bespaard en wordt zijn rol in het Derde Rijk afgedaan als die van een meeloper. Het heeft er in elk geval alle schijn van dat zijn medewerking aan de nazigruwelen niet werden gedreven door politieke overtuiging, maar zakelijk opportunisme. Een mager excuus, maar in zijn memoires laat hij optekenen dat hij het betreurt dat niet meer mensen Mein Kampf voor de oorlog hebben gelezen: “Misschien was het meest gruwelijke hoofdstuk uit de Duitse geschiedenis ons dan bespaard gebleven. Ik neem het mezelf kwalijk dat ik Hitler niet serieuzer heb genomen.” In 1954 overlijdt de spijtoptant op 73-jarige leeftijd.

Met de 1500 redde Quandt BMW.

Mevrouw Goebbels
Dan zijn zijn beide zoons, Herbert uit zijn eerste en Harald uit zijn tweede huwelijk met de later mevrouw Goebbels, voor ieder de helft eigenaar van het opgebouwde familievermogen. De halfbroers verdelen de taken; Harald doet de metaalindustrie en machinebouw, Herbert zorgt voor de textiel-, chemie-, elektro- en automotive-takken. Laatstgenoemde is dan ook degene die het familieaandeel in BMW aanwendt om het merk voor de ondergang te behoeden.
Harald valt in die jaren voornamelijk op als luchtvaartenthousiast en dat kost hem uiteindelijk ook zijn leven. In 1967 vliegt hij met het zakenvliegtuig van de firma in het noordwesten van Italië tegen een bergwand, nadat waarschijnlijk alle instrumenten zijn uitgevallen. De precieze toedracht van het ongeluk is nooit opgehelderd. Zijn deel van het familiekapitaal wordt sindsdien beheerd door zijn vijf dochters. Herbert Quandt weet ondanks zijn drukke zakenleven nog genoeg tijd vrij te maken voor de meer aangename kanten des levens. Hij trouwt driemaal, wat vier dochters en twee zonen oplevert: Sylvia, Sonja, Sabina, Sven, Susanne en Stefan. Hij heeft een duidelijke voorkeur voor de letter S.

Herbert en Johanna Quandt.

Zakelijk inzicht
Wanneer Herbert Quandt in juni 1982 overlijdt, is het zijn derde vrouw Johanna die de zakelijke teugels van de familie overneemt. Geboren in Berlijn als Johanna Maria Bruhn in 1926 komt ze midden jaren vijftig als diens nieuwe assistente het kantoor van Herbert binnenlopen en al gauw weet ze haar baas zakelijk te beïnvloeden. In 1960 wordt Johanna de derde mevrouw Quandt en krijgt het stel twee kinderen, Susanne en Stefan. Omdat Herberts altijd al slechte gezichtsvermogen afglijdt naar totale blindheid, leest Johanna haar echtgenoot dagelijks alle financiële kranten voor. Hierdoor heeft ze tegen de tijd dat haar man overlijdt een uitstekend zakelijk inzicht ontwikkeld. Het weduwschap levert haar 16,7 procent BMW op en ze treedt toe tot de raad van commissarissen, waar ze later vicevoorzitter van wordt.

Misdaden
Het is met name Johanna Quandt die grote waarde hecht aan een anoniem bestaan, maar dat genoegen wordt haar op haar oude dag niet meer gegund. In 2007 zendt de Duitse zender ARD een documentaire uit met de titel ‘Das Schweigen der Quandts/Silence of the Quandt’ (het stilzwijgen van de Quandts), waarin de betrokkenheid van de familie bij de nazimisdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog genadeloos worden onthuld en aan de hand van talloze documenten wordt aangetoond dat het familiekapitaal grotendeels over de ruggen van oorlogsslachtoffers verworven is. De dwangarbeiders in de accufabriek werden aan dodelijke gassen blootgesteld en Günther Quandt ‘bestelde’ tachtig nieuwe gevangenen per maand bij de nazi’s om de slachtoffers te vervangen.

Verontwaardiging
Alleen Sven Quandt, zoon uit Herberts tweede huwelijk, werkt mee aan de uitzending, maar maakt de verontwaardiging alleen nog maar groter door elke vorm van schuld af te slaan. ‘We moeten eindelijk eens proberen dit te vergeten. In andere landen in heel de wereld zijn ook dergelijke dingen gebeurd, daar hoor je niemand meer over.’ Dat Sven Quandt met zijn dure motorsporthobby (X-Raid, Dakar) lekker geniet van dat vermeend vuile geld, maakt zijn bagatelliserende uitspraken er niet fraaier op. Stefan Quandt vergoelijkt het tegenover het Handelsblatt later met de woorden “Mijn neef was niet op die vraag voorbereid.”

Susanne Quandt met echtgenoot Jan Klatten.

Affaire
Ellende genoeg voor de Quandtjes, maar een ongeluk komt nooit alleen. Kort voor de pijnlijke onthullingen in de documentaire knoopt Susanne een buitenechtelijke affaire aan met een Zwitser, die haar met gladde praatjes forse sommen geld weet te ontfutselen. Maar wat ze niet weet is dat deze Heig Sgarbi een lange staat van dienst heeft in het verleiden en afpersen van rijke, eenzame dames en dat hij een handlanger heeft die de liefdesdaad heeft gefotografeerd en gefilmd. Wanneer Susanne Klatten na de ARD-onthullingen een eind maakt aan de affaire, komt Sgarbi met de compromitterende beelden op de proppen en eist hij opnieuw geld. Maar ditmaal toont Klatten de ballen die je van Duitslands rijkste zakenvrouw mag verwachten. Ze biecht alles op aan haar man en neemt haar afperser zo de wind uit de zeilen. Op de afgesproken plek van de overdracht wacht Sgarbi niet Susanne Klatten met een koffer geld, maar een arrestatieteam met getrokken wapens en de Zwitserse oplichter verdwijnt voor zes jaar achter de tralies. Zijn excuus dat hij handelde uit wraak voor wat de Quandts zijn Joodse grootvader zouden hebben aangedaan, overtuigt de rechters niet.

Louche playboy
Dat kan natuurlijk niet verhinderen dat de affaire breed wordt uitgemeten en dat de geplaagde miljardairsfamilie zelfs wordt geconfronteerd met een verfilming van de zaak, ‘In der Falle’. Maar, als we een oud gezegde even mogen verbouwen: ongelukkig in de liefde, gelukkig in het spel. Volgens berekeningen van het Duitse Manager Magazin waren Susanne en haar broer Stefan afgelopen jaar goed voor dertig miljard euro en dat biedt natuurlijk wel wat speelruimte wanneer een louche playboy je het vel over de oren probeert te trekken. En al hebben de Quandts dan nooit de spijt betuigd die menigeen graag zou zien over de herkomst van hun spaarcentjes, Susanne heeft vorig jaar maar liefst honderd miljoen euro gereserveerd om maatschappelijk minder bedeelden een betere toekomst te geven. Een aflaat waar je U tegen mag zeggen en daar kan halfbroer Sven nog wat van kan leren met zijn raceteam.

Dit verhaal verscheen eerder in AutoWeek 13/2017

Religieuze moord op zee: het geheim van de KW 171

KW 171Ruim honderd jaar geleden draait de bemanning van een zeillogger midden op de Noordzee volledig door. Drie opvarenden worden door de rest op beestachtige wijze vermoord, waarna de overlevenden dagenlang, biddend en psalmen zingend, op het einde der tijden wachten. Wat bezielde de bemanning van de KW 171, de vissersboot die de geschiedenis in zou gaan als de gekkenlogger?

Langzaam en behoedzaam nadert het Noorse stoomschip Jonas Reid de stuurloos ronddobberende vissersboot. De kapitein staat aan bakboordzijde op de boeg en tuurt naar de zeillogger onder hem. Het is zondag 12 september 1915 op de Doggersbank, midden op de Noordzee, zo’n 130 mijl ten oosten van Scarborough. De Jonas Reid is de vorige dag vanuit Tyne vertrokken. Een half uur geleden kreeg de kapitein de vissersboot in het oog. Het bevreemdde hem dat de zeilen op volle zee waren gestreken. Maar toen hij dichterbij kwam, zag hij dat ze niet waren gestreken, maar aan flarden gescheurd. Onmiddellijk had hij de machinekamer commando gegeven de schroef stil te zetten en nu hij de vissersboot nadert, bekruipt de kapitein een onheilspellend voorgevoel.
Dat blijkt terecht. Wanneer de boot met de letters KW 171 op de romp nog een meter of twintig van de Jonas Reid verwijderd is, ziet de kapitein tot zijn ontzetting de enorme chaos op het dek. Niet alleen de zeilen zijn stuk, het hele schip is ontdaan van tuigages, luiken en katrollen. Een stuk of zes mannen zitten verspreid op het dek en beantwoorden zijn blik met grote, angstige ogen. Op het achterdek ziet de Noorse kapitein donkerrode vlekken; is dat bloed? Het duurt enkele seconden voor hij de eerste schrik te boven is en zijn bemanning tot de orde roept.



Einde der tijden
De KW 171 ‘Noordzee 5’ was een in 1906 gebouwde zeillogger uit Katwijk. Het besloten vissersdorp had geen eigen haven; in het verleden, toen nog gevist werd met de zogenaamde bomschuiten, werden de schepen eenvoudig op het strand getrokken. Nadat deze traditionele platbodems door modernere, snellere loggers waren vervangen, moest de Katwijkse vloot de wijk nemen naar een echte haven.
Dinsdag 3 augustus 1915 zette de KW 171 zeil vanuit IJmuiden. Het was de tweede reis met deze dertienkoppige bemanning, onder commando van de 39-jarige schipper Nicolaas (roepnaam Klaas) den Haas. Aan boord waren verder stuurman Pieter van Duyn (28), Jacob Jonker (33), Klaas Kuijt (27), matroos/kok Reijn Ros (43), diens twaalfjarige zoon Arie Ros (afhouwertje), de broers Arie (28) en Leen (17) Vlieland, Piet van der Plas (34), Thomas Heemskerk (29), Jan Kuyt (16), Willem Houwaart (22) en de dertienjarige Dirk De Mol. Het team was goed op elkaar ingespeeld en er had tijdens de eerdere reis een prettige sfeer aan boord geheerst, vertelde de vrouw van de schipper in oktober 2015 tegen De Telegraaf.
Katwijk was in die jaren een besloten, streng gereformeerde gemeenschap. In de buitenwereld woedde de Eerste Wereldoorlog in alle hevigheid en hoewel Nederland neutraal was, bleven zijn gruwelen Katwijk niet bespaard. De zee, waarvan het dorp leefde, was door de vele mijnen levensgevaarlijk gebied en de lijken van de opvarenden van getorpedeerde schepen spoelden soms met honderden tegelijk aan op het strand. Door het bevindelijke geloof van de Katwijkers leidden dergelijke ervaringen tot de wildste verhalen; de Apocalyps zou aanstaande zijn, zo fluisterde menig dorpeling.
Over de vijf weken die volgden op het van wal steken van de KW 171 weten we weinig. De logger zette koers in noordwestelijke richting met bestemming Doggersbank, een visrijk gebied tussen Engeland en Denemarken. Waarschijnlijk hebben de dagen aan boord er aanvankelijk uit gezien als op alle andere Katwijkse vissersschepen uit die tijd: lange dagen hard werken, ’s avonds een maal van bonen, spek en rijst. Zes dagen per week, want ook buitengaats gold de zondag in die tijd als een religieus verplichte rustdag.

Huiveringwekkend verhaal
Het eerstvolgende teken van leven van de Noordzee 5 bereikt IJmuiden bij monde van de schipper van de KW 157 ‘De Hoop’, die in de havenplaats het huiveringwekkende verhaal vertelt van een ontmoeting, die hij enkele dagen eerder op volle zee had met de KW 171. Een aantal bemanningsleden van de Noordzee 5 was korte tijd bij hem aan boord geweest en had hem brieven overhandigd met het verzoek deze, teruggekeerd aan wal, naar Katwijk te sturen. De schipper had daarop verwonderd gevraagd of zij zelf niet ook op weg waren naar IJmuiden. Het antwoord deed hem nog meer versteld staan. “De Here God heeft Katwijk verwoest en van de aardbodem weggevaagd. In Katwijk zullen we niet meer komen, we zijn op weg naar Jeruzalem, waar God uit de hemel is neergedaald.” Toen de mannen terug in hun sloep klommen, klampte een van hen, die zich tot dan toe op de achtergrond had gehouden, zich aan de schipper van de KW 157 vast, terwijl hij smeekte bij hem aan boord te mogen blijven. De schipper zag zich niet genoodzaakt dit verzoek in te willigen en stuurde de man de sloep in. Terwijl ze terug naar de KW 171 roeiden, riep de schipper hen na: “Ik zou maar gauw teruggaan naar Katwijk, want jullie zeggen maar rare dingen, het is jullie compleet in de kop geslagen!” Even later riep een van de matrozen, Arie Vlieland, vanaf de KW 171 de schipper van de KW 157 toe: “Kap je vleet af, weg met alle rotzooi! Denk aan Gods gerechtigheid, want je gaat naar de verdoemenis!”

Bijgeloof
We kunnen gerust aannemen dat op dat moment de sfeer aan boord van de KW 171 al allesbehalve normaal was. Volgens de Katwijkse schrijver Robert Haasnoot, die zijn roman ‘Waanzee’ baseerde op de gebeurtenissen op de KW 171, waren de opvarenden wekenlang intensief met het geloof bezig. Dat geloof, oud bijgeloof en de effecten van langdurig isolement op zee vormden de voedingsbodem voor de dramatische gebeurtenissen die aanstaande waren.
Over de dagen die volgden op de ontmoeting met de KW 157 aan boord van de onfortuinlijke zeillogger is een tweetal getuigenissen opgetekend die elkaar in detail nogal eens tegenspreken, maar in grote lijnen hetzelfde verhaal vertellen. Een van de twee jongste opvarenden, de dertienjarige Arie Ros, wordt twee weken na het drama geïnterviewd door het Rotterdamsch Nieuwsblad. Matroos Arie Vlieland, de kwade genius achter de fatale gebeurtenissen, doet tegenover de kapitein van het stoomschip Prof. Buys, dat hem achteraf terugvaart naar Nederland, een boekje open.
De schipper van de KW 157 vertelde later aan de eigenaar van de KW 171, directeur N. Haasnoot van Noordzee Visscherij, dat hij tijdens de mysterieuze ontmoeting de indruk kreeg dat niet schipper Nicolaas de Haas, maar matroos Arie Vlieland het commando voerde over de KW 171. Vlieland was een buitengewoon sterke man, een boom van een vent en bovendien erg charismatisch, eigenschappen waarmee hij zijn overwicht kon doen gelden. Bovendien sprak hij de Tale Kanaäs, een gereformeerde, Bijbelse manier van spreken, waarmee hij de godvrezende bemanningsleden naar zijn hand wist te zetten. In die tijd heerste in Katwijk een sfeer van uitverkorenen en bekommerden. De uitverkorenen beweerden tekenen van God te krijgen en daarmee positioneerden ze zich boven de bekommerden, die dergelijke openbaringen moesten ontberen.
Waarschijnlijk is de gekte gedurende de reis in het hoofd van de uitverkoren matroos Arie Vlieland gekropen. Volgens de getuigenis van Arie Ros vertelde Vlieland op zondag 5 september dat hij de Heilige Geest in zich voelde. Daarop volgden vier dagen van bidden en praten over de bijbel, vertelde het dertienjarige afhouwertje. Daarna begon het moorden. Vlieland zelf verklaarde dat hij pas vlak voor de moorden ’s nachts wakker werd, met Onze Lieve Heer in gesprek kwam en in diens opdracht nog dezelfde nacht begon het schip te zuiveren van Satans aanwezigheid. Terwijl hij bezig was met het overboord kieperen van alles waar de duivel in zou kunnen schuilen, werden Leen Vlieland en Van der Plas wakker. Zij vertelden een rode ster te hebben gezien en zagen daarin bevestiging van Arie’s beweringen. Zeilen, masten en lijnen gingen overboord.

Bizar schouwspel
De volgende ochtend voegde de rest van de bemanning zich bij de duivelsuitdrijverij, op Pieter van Duijn, Jacob Jonker en Klaas Kuijt na. Hun ongeloof viel in verkeerde aarde bij Arie Vlieland, die Kuijt bij wijze van bestraffing dwong urenlang aan dek afwisselend te dansen en stokstijf te staan. Het moet een bizar schouwspel zijn geweest. “Hij leek door de duivel bezeten”, getuigde Arie Ros later. En dat was voor de bemanning reden genoeg om Klaas Kuijt de volgende ochtend overboord te gooien. Toen hij zich aan een stuk touw vastklampte, hakte een van de anderen zijn handen af. Gillend van pijn verdween Kuijt in zee.
Tenminste, dat is Arie Ros’ verhaal. Vlieland vertelde aan de kapitein van de Prof. Buys dat ze Kuijt met een bijl het hoofd nagenoeg af sloegen, alvorens zijn lichaam in de golven te werpen, onder het zingen van psalmen.
Volgens Arie Ros ging stuurman Pieter van Duijn die avond naar beneden om zijn vader, Reijn Ros, een pak slaag te geven. Ros senior bleek sterker dan Van Duijn en schopte deze onder een bank, aldus Ros junior. Vervolgens kwam de rest van de bemanning om Van Duijn met spaden dood te slaan. Jacob Jonker deelde met een bijl de genadeslag uit, Van Duijns hoofd van zijn romp slaand.
Na de moord ging Jonker terug aan dek, waar hij schipper De Haas aantrof en hem het ruim in sloeg. “Jullie zijn allemaal gek, geloven jullie daar nog aan!”, heeft Jonker volgens Ros junior nog geroepen, waarna hij zich opsloot in een kooi. De rest van de bemanning heeft hem er uit gesleept en met dissels, die Arie Ros en zijn leeftijdgenoot D. De Mol hadden gehaald, doodgeslagen. Volgens Arie Vlieland echter werden de laatste twee slachtoffers met messteken om het leven gebracht. In beide lezingen werden de lijken van Jonker en van Duijn overboord geworpen.
Op zondag 12 september werd de gehavende KW 171 door een Noors stoomschip op sleeptouw genomen en naar Tyne opgebracht. Dat de gehele bemanning krankzinnig was, leed geen twijfel en de mannen werden uit voorzorg geketend aan boord van hun schip gehouden.



Plaatsvervangende schaamte
Het verhaal van de gekkenlogger is door de jaren heen altijd een taboe geweest in de Katwijkse gemeenschap. Hoewel niemand anders dan zijzelf verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontsporen van de bemanningsleden, leek zich toch een soort plaatsvervangende schaamte te hebben genesteld in de besloten, streng gereformeerde gemeenschap. De eerste tijd na het drama heerste er ook een zekere angst onder de bevolking. Het waren immers gewone Katwijkers geweest daar op zee; als hun dit kon overkomen, kon het iedereen treffen.

Arie Vlieland op latere leeftijd.

Het feit dat de meeste overlevenden een jaar later weer gewoon door Katwijk rondliepen, maakte het verwerkingsproces er niet gemakkelijker op, om maar te zwijgen van het endogame karakter van Katwijk in die tijd. Een nichtje van de vermoorde stuurman Pieter van Duijn vertelt veel later hoe haar vader van haar moeder op zijn kop kreeg toen hij een van de overlevenden gedag zei: “Gerrit, hoe kun je zo’n man groeten die je eigen broer vermoord heeft?”
De twee dertienjarige bemanningsleden gingen meteen terug naar Katwijk, de overige acht werden opgenomen in krankzinnigengestichten in Oegstgeest en Medemblik. Binnen een jaar waren ze weer terug in Katwijk, op Arie Vlieland na, die met zijn vrouw en kinderen naar Wassenaar verhuisde, waar hij in 1966 op 79-jarige leeftijd overleed.
En de KW 171? Het schip werd hersteld, maar in Katwijk was geen visser te vinden die er nog op durfde te varen en de logger werd verkocht aan een IJmuidense rederij. Als IJM 251 liep hij nog geen twee jaar later op een mijn, de achtkoppige bemanning met zich mee de diepte in trekkend.

Katwijk krijgt verloren sieraad terug

Hotel Savoy in september 2016, een jaar na sluiting. Wie vorig jaar vanaf de Buitensluis de Boulevard van Katwijk aan Zee op draaide, passeerde het wat troosteloos aandoende karkas van een opgedoekt hotel. Hotel Savoy heeft, aangevreten door de tand des tijds, september 2015 de deuren gesloten. Eigenaar Martin Kornet vond het op zijn 66e welletjes geworden en had geen opvolging; case closed.



NIETS IS WAT HET LIJKT
Zo op het oog krijg je de indruk dat Savoy wordt gesloopt en dat zou triest zijn; een schoonheid is het gebouw niet, integendeel, maar het staat wel al sinds 1957 op deze prominente plek in de duinen, trots uitkijkend over de Noordzee, als een baken dat het begin van de Boulevard aanduidt; gezichtsbepalend voor deze prachtige, eigenzinnige kustplaats.
Niets is wat het lijkt. Het gebouw was namelijk ooit wel degelijk een schoonheid en het wordt dan ook niet echt gesloopt, maar teruggebracht naar de staat van voordat het een hotel was: terug naar Villa Allegonda.

REVOLUTIONAIR
Villa Sigrid, die tussen 1901 en 1917 op de plek van het huidige Hotel Savoy stond en daarna plaats maakte voor Villa Allegonda.Tussen 1901 en 1917 stond op deze zelfde plek een heel ander gebouw, Villa Sigrid, genaamd naar de dochter van de bewoner, kunstschilder Gerhard Munthe. Toen de kunstenaar in 1909 de huur opzegde en zijn biezen pakte, werd het huis verkocht aan een Rotterdamse theehandelaar, J.E.R. Trousselot. Deze besloot na enkele jaren het huis een volledig nieuw aangezicht te geven en ging te rade bij zijn buurman, meubelontwerper en kunstenaar Menso Kamerlingh Onnes. De ontwerptekening van J.J.P. Oud uit 1917 voor Villa Allegonda te Katwijk.Geïnspireerd door de Noord-Afrikaanse architectuur ontwierp deze in samenwerking met aanstormend architectuurtalent Ko Oud een kubistisch, voor die tijd zeer revolutionaire villa.
Terwijl slechts ettelijke honderden kilometers verderop gruwelijke loopgravenslagen werden gestreden, verrees in de serene duinen aan de noordkant van Katwijk Villa Allegonda, genaamd naar de vrouw van Trousselot. Het spraakmakende gebouw groeide al gauw uit tot het architectonische gezicht van De Stijl, een kunststroming waar naast architect Oud grootheden als Gerrit Rietveld en Piet Mondriaan deel van uitmaakten.

PRINSES JULIANA
Villa Allegonda in Katwijk, met links de studieresidentie van prinses Juliana.Vanaf 1927 hadden de Trousselots een voorname buurvrouw. Prinses Juliana resideerde tijdens haar studie in Leiden in de villa’s ‘t Waerle en Hoogcate, die naast Allegonda stonden. Door de jaren heen kreeg Villa Allegonda een tweetal kleine uitbreidingen, maar het ontwerp werd daarbij gerespecteerd, door Oud er bij te betrekken. Zelfs de Duitse bezetters, die tijdens de Tweede Wereldoorlog de bijna volledige bebouwing van de Boulevard, inclusief Juliana’s villa’s, sloopten om plaats te maken voor de Atlantikwall, spaarden Villa Allegonda als een van de weinige gebouwen en namen er hun intrek in.
In 1957 kwam W.F. Hermans als achtjarig jochie op het strand van Katwijk. Op de achtergrond Villa Allegonda en de villa's van prinses Juliana.een bruut einde aan Villa Allegonda. Nadat het korte tijd in handen was geweest van de paters Jezuïeten werd het huis gekocht door een horecaondernemer, die het liet verbouwen tot hotel. Oud was bang voor de gevolgen en bood, ondanks dat hij zijn naam eer begon te doen, zijn hulp aan. Dat werd afgeslagen en onder leiding van architect Albert Aalbers kreeg het pand er onder meer een extra verdieping en vleugels bij. De verontwaardiging in de kunstwereld was groot, maar dat kon de geboorte van Hotel Savoy niet tegenhouden.

NACHTCLUB
Hotel Savoy in Katwijk.In 1970, nadat het nog een tijdje als nachtclub en discotheek heeft gediend, wordt de voormalige Villa Allegonda verkocht aan een andere horecaondernemer, Martin Kornet. Deze komt na enkele decennia tot de conclusie dat het vervallen, kleine hotel niet meer rendabel te houden is en overweegt het tegen de grond te gooien om er een nieuw hotel neer te zetten. Omdat het gebouw niet op de nationale monumentenlijst staat, is dit zijn volste recht. Uit angst voor het verlies van een stuk geschiedenis staat een groep kunsthistorici en architecten op, die zich in 2003 verenigen in het Comité Allegonda.
Het wordt een langlopende lobby, maar een met succes. In 2015 hangt Kornet de pet aan de wilgen en verkoopt hij het pand aan Peter Hoek, een bloemenhandelaar. Hoek blijkt zijn Katwijkse hart op de juiste plaats te hebben zitten; in plaats van het hotel zomaar te slopen, laat hij het als het ware om het oorspronkelijke gebouw weg pellen. Architect Diederik van Egmond herstelt Villa Allegonda in de oude luister en om het verlies van de vijfhonderd vierkante meter aan- en opbouw te compenseren, komen er nog drie nieuwe appartementen naast.

TROTS
Het ontwerp van Peter van Egmond voor het nieuwe Villa Allegonda te Katwijk.Inmiddels is Villa Allegonda, na zestig jaar weg te zijn geweest, opnieuw de diamant van de Katwijkse Boulevard en heeft Peter Hoek het betrokken, net als precies een eeuw eerder Trousselot dat deed. En architect Van Egmond kan er zeker van zijn dat zijn beroemde, maar lang geleden overleden vakgenoot trots op hem zou zijn geweest.

Wie is gevangene GN0098?

Tijdens research voor een verhaal over de roofmoord op het echtpaar Hiddema in 1867 stuit ik op een enorm archief met een kleine tweeduizend mugshots van het Friese gevangeniswezen eind 19e, begin 20e eeuw. Ik blader door de foto’s, de ene na de andere lang geleden overleden boeventronie staart me aan. Meestal grimmig, soms vriendelijk glimlachend. Sommige foto’s zijn voorzien van een naam en datum, maar de meeste moeten genoegen nemen met een nummer.
Plotseling vGN0098Appingedamerschijnt GN0098 op mijn beeldscherm. Datum en naam ontbreken ook hier. Het enige wat bekend is, is dat ze in de vrouwengevangenis Appingedam haar straf uitzat. Waarvoor? Wat heeft deze jonge vrouw, een kind bijna nog, misdaan om haar dagen tussen de grauwe gevangenismuren te moeten slijten? Is ze er ooit nog uit gekomen en wat is er van haar geworden?
We zullen het waarschijnlijk nooit weten. GN0098 verdwijnt zonder naam in de geschiedenis. Waar ze met haar bijna serene blik aan dacht terwijl deze foto werd genomen, zullen we evenmin ooit weten. Maar dat GN0098 ruim een eeuw later nog door menig computerscherm zal turen, had zij dan weer nooit kunnen bevroeden.



De verdwenen Porsche van James Dean

porschejamesdean1 In 1960 verdween het wrak van een zeldzame Porsche tijdens transport uit een gesloten vrachtwagen, zonder dat het zegel was verbroken. Sindsdien is nooit meer wat vernomen van de verkreukelde zilverkleurige massa, die ooit de trots was van James Dean. Daarmee raakte het wrak, dat tussen Deans dodelijke ongeval in 1955 en de raadselachtige verdwijning in 1960 een spoor van mysterieuze incidenten had achtergelaten, langzaam maar zeker in de vergetelheid. Twee jaar gelden, ruim een halve eeuw later, doken geruchten op dat de Porsche van James Dean achter een dubbele wand verborgen is, ergens in het noordwesten van de Verenigde Staten. Waarom net nu? Is het toeval dat George Barris, de man die het wrak na de crash van Dean kocht en later in zijn boek ‘Cars of the Stars’ de mythe aanwakkerde, net rond diezelfde tijd overleed?

GEEN GELUKSGETAL
Eén ding is zeker: 55 was niet bepaald het geluksgetal van de Amerikaanse Hollywoodster James Dean. In 1955 liet hij het leven achter het stuur van zijn Porsche 550 Spyder met serienummer 0055. De ultieme filmheld uit de jaren vijftig zou nu 85 zijn geweest, maar hij stierf lang geleden, toen de meesten van ons nog geboren moesten worden. Veel had de kleine, maar charismatische Dean in elk geval niet nodig om wereldfaam te halen. Afgezien van een rij kleinere rollen in film en televisie is zijn serieus cv beperkt gebleven tot East of Eden, Rebel Without a Cause en Giant.
Bij Deans imago als ‘angry young man’ paste zijn passie voor snelle auto’s en motoren en hij was met grote regelmaat te vinden op de circuits van het Amerika van de jaren vijftig. Filmproducent Warner Brothers was daar niet gerust op (waar ze ironisch genoeg maar al te gelijk in zouden krijgen) en verbood Dean om te racen gedurende de opnameperiode van Giant. Des te meer zin had Dean in september 1955 om weer achter het stuur te kruipen.



VREEMD VOORGEVOEL
Op 21 september 1955 ruilde hij zijn Porsche Speedster in voor een 550 Spyder die hij ‘Little Bastard’ noemde, ook zijn eigen bijnaam. De Britse acteur Alec Guinness verklaarde later dat hij Dean twee dagen later voor een restaurant in Hollywood tegen het lijf liep. Dean liet hem zijn nieuwe Porsche zien en Guinness kreeg naar eigen zeggen een vreemd voorgevoel. “If you get in that car, you will be found dead in it by this time next week,” zei hij tegen Dean.
Waar of niet, feit is dat de vermeende profetie uitkwam. Op zondag 2 oktober zou Dean zijn eerste race met de nieuwe Porsche gaan rijden op Salinas, een circuit zo’n honderd kilometer ten zuiden van San Francisco. In het begin van de vrijdagmiddag ervoor reed Dean weg uit Los Angeles, met naast hem Porsche-fabrieksmonteur Rolf Wütherich. Eigenlijk zou hij zijn Porsche op een trailer naar het circuit rijden, maar Wütherich vond het verstandiger om de kilometers te gebruiken om de gloednieuwe bolide in te rijden voor de eerste race. De trailer reed er achteraan, getrokken door een nieuwe Ford Country Squire met achter het stuur Deans vriend en stuntman Bil Hickman en daarnaast de eveneens met Dean bevriende fotograaf Sanford H. Roth. Het gezelschap reed die vrijdagmiddag over de Route 99 naar het noorden, om vlak voor Bakersfield linksaf te slaan, de 166 op. Via de 33 kwamen ze op de Route 466, de Paso Robles Highway. Op de kruising van die wegen, bij Blackvells Corner, pauzeerden ze en dronken ze koffie met twee andere coureurs, die ook op weg waren naar Salinas. Toen ze hun weg vervolgden, had de 24-jarige Dean geen flauw idee dat hij geen half uur meer te leven had.

FRONTAAL
Dean had er zin in en gaf zijn nieuwe auto flink de sporen. Tegen kwart voor zes in deporschejamesdean2 avond naderde hij de splitsing met Route 41. Uit de tegenovergestelde richting kwam de 23-jarige student Donald Turnupseed in zijn zwart-witte Ford Tudor aangereden. Turnupseed sloeg linksaf richting Fresno en zag daarbij, door de in de avondschemering wegvallende zilveren kleur, de naar verluidt met 140 km/h aanstormende Porsche over het hoofd. De auto’s raakten elkaar vrijwel frontaal. De snelheid werd overigens later door de twee politiemannen die als eerste bij het ongeval kwamen in twijfel getrokken. Hoe dan ook, de vederlichte Porsche vloog door de lucht en kwam weer op de wielen terecht. Wütherich werd er uit geslingerd, Dean bleef met een voet klemmen tussen de pedalen. Beiden werden in één ambulance naar het ziekenhuis van Paso Robles gebracht, maar Dean was al dood toen ze er aankwamen.  Zijn laatste woorden van een van zijn laatste interviews (Take it easy driving. The life you might save, might be mine) zijn minstens zo profetisch als de herinneringen van Alec Guinness gebleken.

SCHRIKBEELD
Daarmee veranderde James Dean in één klap van een aanstormend talent in een legende. Maar ook begon hiermee een merkwaardige reeks verhalen rond Deans 550 Spyder, waarover wordt gefluisterd dat er een vloek op rustte. George Barris, een bekende autotuner uit Los Angeles, kocht het wrak voor 2.500 dollar. De motor was inmiddels verkocht aan een zekere Troy McHenry, die er een jaar later dodelijk mee verongelukte. De versnellingsbak werd hergebruikt door een andere amateurcoureur, William Eschrid, die er eveneens mee crashte, maar het overleefde. Het wrak zelf toerde een paar jaar door de VS, waar het bij allerlei manifestaties als schrikbeeld diende om mensen te waarschuwen voor roekeloos rijgedrag. Tijdens die tournee viel het wrak tweemaal van de trailer. Eenmaal brak een monteur hierdoor zijn been, de tweede keer viel het bovenop de vrachtwagenchauffeur, die het niet overleefde en zo het derde dodelijke slachtoffer werd van de Porsche 550 Spyder met serienummer 0055. In Sacramento gleed de Porsche van zijn podium, waarbij hij een kind verwondde. Een loods waar de Porsche stond gestald vloog in brand, maar de Spyder overleefde het inferno. Het is een track record waar Stephen Kings Christine nog wat van kan leren.

HERNIEUWDE FASCINATIE
Maar hoe betrouwbaar zijn al die verhalen? Dat er opnieuw raceongevallen gebeurden met de onderdelen, is niet zo verwonderlijk. Autosport kent risico’s. De incidenten tijdens transport zijn een halve eeuw later amper nog te verifiëren. Feit is dat een belangrijke bron van de mythes het boek ‘Cars of the Stars’ is, geschreven door, jawel, George Barris. Ten tijde van de verdwijning eigenaar van het wrak en die, aldus James Dean-kenner Warren Beath en Porsche-historicus Lee Raskin, een tanende belangstelling voor zijn griezelobject zag. Als er iemand de mysterieuze verdwijning uit een verzegelde vrachtwagen had kunnen regisseren, dan was het Barris. Het leverde hem in elk geval hernieuwde fascinatie voor de Porsche van James Dean op.

OVERLEDEN
Maar kwijt is kwijt en de 550 bleef kwijt. Brian Grams, een museumbaas uit Chicago, loofde in 2005, ter ere van Deans vijftigste sterfdag, samen met Barris een miljoen dollar uit voor degene die op de proppen zou komen met het wrak. Ze konden hun portefeuille gesloten houden. Tot twee jaar geleden Grams werd gebeld door een oude man, die beweerde als zesjarige jongen te hebben gezien hoe zijn vader het wrak achter een blinde muur in elife-poster-blueen gebouw in de staat Washington verstopte. De oude man herhaalde zijn verklaring aan de leugendetector en slaagde voor de test. Tot op heden houdt hij de exacte locatie geheim, in afwachting van een financiële overeenkomst.
Broodje aap? Feit is dat later dat jaar een film over Dean verschijnt, ‘Life’. Een publiciteitsstunt dan, die teruggevonden Porsche? Mogelijk. Feit is dat het wrak érgens moet zijn, al dan niet in 1960 verstopt door Barris. Feit is dat we hem niet meer aan de leugendetector kunnen hangen, want Barris is in 2015 op 89-jarige leeftijd overleden.